Nl. Commissie Vliegtuiggeluid acht frequentie belangrijk maar constateert dat hinderbeleving per persoon verschilt.
Mails 16.12 en 19.12.2004
Reactie op een paar kritische vragen :
Geachte Commissieleden,
Ik heb veel bewondering voor het werk dat uw commissie presteert vooral omdat
het de transparantie verbetert naar de omwonenden toe. Wat ik evenwel niet
begrijp is dat aan een dergelijke commissie enkel personen participeren met een
technisch - acoustische achtergrond. Alles staat of valt natuurlijk in de
eerste plaats met het meten en in kaart brengen van de problematiek: dwz meten
van vliegtuiggeluid in al zijn hoedanigheden, wat jullie voortreffelijk doen.
Maar dit is natuurlijk
niet voldoende! Wat ontbreekt is de aanwezigheid van deskundigen op gebied van
milieu en gezondheid. Enkel medici kunnen ter dege inschatten wat de biologische
repercussie is van dit vliegtuiglawaai. Beweringen dat niemand weet of één
toestel met een hoge geluidsproductie meer of minder hinder veroorzaakt dan tien
toestellen met een lagere geluidsproductie zouden dan niet langer ongestraft op
de website kunnen verschijnen. Uw Nederlandse TNO heeft naast andere
instellingen op het belang van de frequentie gewezen (TNO rapport 2002.27 en 28)
en spreekt bij trading van veel 'stillere' toestellen voor weinig lawaaiierige
toestellen van een worst case scenario voor slaapverstoring. De realiteit is dat
de luchtvaartlobby hiervan niet wil horen omdat het de expansie van de
luchthaven in het gedrang brengt en de mythe van meer vliegen met minder hinder
onderuit haalt.
Stof tot nadenken over de ethiek van deelname aan een commissie die blind is
voor wetenschappelijke evidentie 'omdat het niet in de opdracht staat'.
Met vriendelijke groeten,
Dr. M.G.
Cardioloog
Meise 1860
Belgie
Subject: uw stof tot nadenken
Geachte heer G.,
Dank voor uw reactie en complimenten voor ons werk.
Wij staat ook open voor uw kritische kijk op de uitvoeringen en bezetting van de
commissie.
Uw opmerking over de frequentie van vluchten is terecht. Dit is, zoals vele
andere elementen, ook van belang bij hinder van vliegtuigen. Gezien het feit dat
de ervaring van overlast per persoon sterk blijft verschillen, maakt het echter
moeilijk om deze beleving om te zetten in een handhavingsysteem.
Dit brengt met zich mee dat - in het verlengde van uw suggestie om een
milieubioloog of medicus toe te voegen tot de commissie - ook een psycholoog zou
moeten worden benaderd.
Het volledig 'nabootsen' van alle gevolgen van vliegtuiggeluid in een
handhavingsysteem is een utopie.
Vanuit de omwonenden en de sector wordt aangegeven dat er behoefte is aan
flexibiliteit om met elkaar te kunnen onderhandelen het gebruik van het
luchtruim.
Als commissie ondersteunen wij deze discussie met een eenduidig systeem om
vliegtuiggeluid te bepalen. Dan is voor alle partijen duidelijk waar het om
gaat.
De gegevens over de hoeveelheid vluchten (=frequentie) zijn al bekend.
Over de hoeveelheid geluid mist op dit moment duidelijkheid en daar bieden wij
uitkomst.
In de tweede en derde voortgangsrapportage van deze commissie kunt u nadere
informatie vinden over deze afwegingen.
Met betrekking tot uw opmerking over de ethiek van deelname: de commissie is
onafhankelijk en laat zich dan ook niet leiden door de luchtvaartlobby. De
beperkingen van de opdracht zijn ter bescherming van de commissie. Dit moet
voorkomen dat de commissie verzandt in een 'alles overkoepelende theorie'. Er
moet een eenduidig handhavingssysteem komen.
De commissie is tevens niet blind voor wetenschappelijke evidentie: de opdracht
is de opdracht, maar de commissieleden hebben een brede oriëntatie.
Met vriendelijke groet,
Namens de Commissie Deskundigen Vliegtuiggeluid,
Huib Eversdijk