Vergunning BIAC – luchthaven Zaventem

Deze nota beoogt enige technische verduidelijking te geven bij de vergunning voor BIAC/luchthaven Zaventem.

1         Bedoeling vergunning

Rechtszekerheid bieden aan de exploitant waarbij maximaal de hinder voor de omwonenden en het milieu beperkt wordt.

Rechtszekerheid:

Maximaal hinder beperken:

2         Regelgevend kader

Wetgeving

Vergunningen

(deel vliegveld; daarbovenop werden nog meer dan 60 andere milieu­vergunningen afgeleverd)

Bijzondere wet

Met betrekking tot de bevoegdheidsaspecten in deze van het Vlaamse Gewest enerzijds en van de Federale Overheid anderzijds, kan verwezen worden naar de bijzondere wet van 8 augustus 1980 op de hervorming der instellingen, zoals meermaals gewijzigd.  Volgens artikel 6 van deze bijzondere wet is de bevoegdheid als volgt verdeeld:

De Gewesten zijn bevoegd voor:

De federale overheid is echter bevoegd voor (art. 6, § 1, II, tweede lid,);

1.      Het vaststellen van de productnormen;

2.      De bescherming tegen ioniserende stralingen, met inbegrip van het radioactief afval;

3.      De doorvoer van afvalstoffen;

de Gewesten zijn bevoegd voor:

De uitrusting en de uitbating van de luchthavens en de openbare vliegvelden, met uitzondering van de luchthaven Brussel-Nationaal  (art. 6, § 1, X, 7°);

3         Bemerkingen bij regelgevend kader

Richtlijn 2002/30/EG

Deze richtlijn stelt dat geluidgerelateerde beperkingen maar kunnen worden opgelegd indien een aantal regels worden geëerbiedigd.  De voornaamste regels betreffen:

  1. het volgen van een evenwichtige aanpak; voor het begrip “evenwichtige aanpak” wordt daarbij verwezen naar Resolutie A33/7 van de ICAO (Internationale Burgerluchtvaartorganisatie) die een zorgvuldige evaluatie vooropstelt van de volgende 4 essentiële elementen:

·         het beperken van vliegtuiglawaai aan de bron;

·         maatregelen in de sfeer van ruimtelijke ordening;

·         operationele procedures voor lawaaibestrijding;

·         exploitatiebeperkingen;

  1. een kosten/baten-analyse bij het overwegen van exploitatiebeperkingen;
  2. de genomen maatregelen of combinaties van maatregelen mogen niet strenger mogen zijn dan noodzakelijk is om de voor de luchthaven vastgestelde milieudoelstelling te halen;
  3. geluidgerelateerde exploitatiebeperkingen moeten worden vastgesteld op basis van het geluidsniveau van het vliegtuig zoals vastgesteld volgens de certificeringsprocedure van het Verdrag inzake internationale burgerluchtvaart;
  4. de invoering van een nieuwe exploitatiebeperking moet aan alle belanghebbende partijen openbaar ter kennis worden gebracht:

·         6 maanden respectievelijk één jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van de maatregel wanneer deze betrekking heeft op marginaal conforme vliegtuigen;

·         2 maanden voor de conferentie waarop het dienstrooster voor de desbetreffende periode wordt vastgesteld;

·         tegen deze invoering moet verder een beroepsmogelijkheid zijn ingevoerd;

In de EG-richtlijn worden “exploitatiebeperkingen” als volgt gedefinieerd: “met de geluids­situatie samenhangende maatregelen waarbij de toegang van civiele subsonische straalvliegtuigen tot een luchthaven wordt beperkt of teruggebracht.  Daaronder vallen exploitatiebeperkingen die gericht zijn op de uitdienstneming van marginaal conforme vliegtuigen op specifieke luchthavens, alsook partiële exploitatiebeperkingen, die de exploitatie van civiele subsonische straalvliegtuigen in bepaalde tijdsperiodes inperken.”

Het beperken van nachtvluchten voor subsonische straalvliegtuigen valt bijgevolg onder voormelde definitie van “exploitatiebeperkingen”.

Deze EG-richtlijn voorziet ook enige vorm van overgangsmaatregelen:

1.      exploitatiebeperkingen waartoe reeds was besloten op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn, zijnde op 28 maart 2002;

2.      niet-wezenlijke technische wijzigingen in partiële exploitatiebeperkingen die geen significant kosteneffect hebben voor de luchtvaartondernemingen op een willekeurige luchthaven in de Gemeenschap en die na de inwerkingtreding van deze richtlijn (28 maart 2002) zijn aangebracht;

MER-plicht

Er is op ogenblik nog geen aangepast uitvoeringsbesluit van het MER-decreet van 12 december 2002 in voege getreden (nog niet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad).  De lijst van MER-plichtige projecten in Vlaams recht is aldus nog steeds vastgelegd door de besluiten van de Vlaamse regering van 23 maart 1989 houdende organisatie van de milieueffectbeoordeling van bepaalde categorieën van hinderlijke inrichtingen, respectievelijk houdende bepaling voor het Vlaams Gewest van de categorieën van werken en handelingen, andere dan hinderlijke inrichtingen, waarvoor een milieueffectrapport is vereist voor de volledigheid van de aanvraag om bouwvergunning.

Conform artikel 2, 4° en 20°,b) van dit laatste besluit is enkel een milieueffectrapport vereist voor de “aanleg en/of ingrijpende wijzigingen van vliegvelden met een start- en landingsbaan van ten minste 2.100 m” respectievelijk “het verplaatsen en/of verlengen van start- of landingsbanen van vliegvelden met een start- en landingsbaan van in totaal ten minste 2.100 m”.

De voorliggende aanvraag voor een milieuvergunning heeft geen betrekking op de aanleg of op ingrijpende wijzigingen van het vroeger aangelegde vliegveld, noch op het verplaatsen en/of verlengen van de start- of landingsbanen van het vliegveld.  Op basis van de huidige Vlaamse MER-regelgeving moet bijgevolg geen milieueffectrapport zijn gevoegd bij de milieuvergunningsaanvraag.

Conform de EG-richtlijn 97/11/EG van 3 maart 1997 tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten zijn inzake vliegvelden volgende projecten MER-plichtig gesteld:

Ook bij toetsing aan deze EG-richtlijn moet dus worden gesteld dat geen milieueffectrapport moet zijn gevoegd bij de milieuvergunningsaanvraag.

4         Enkele cijfers

Hier worden enkele cijfers uit de milieuvergunning vergeleken met actuele en/of historische cijfers en worden een aantal gegevens van andere Europese luchthavens ter informatie gegeven.

Aantal nachtvluchten

Vergunning:

25 000 bewegingen tussen 23u00 en 06u00 waarvan maximaal 10 121 vertrekken (= aantal vertrekkende vluchten in 1999)

Effectieve bewegingen:

JAAR

1999

2000

2001

2002

2003

TOTAAL VLUCHTEN

312 892

325 972

305 532

256 889

252 249

NACHTVLUCHTEN

24 917

23 354

20 953

19 575

20 844

Evolutie QC in vergunning en reële QC

Vergunning:

WINTERSEIZOEN

ZOMERSEIZOEN

PERIODE

AANTAL

PERIODE

AANTAL

2000/2001 (21 weken)

44 500

2001 (31 weken)

68 500

2001/2002 (22 weken)

41 500

2002 (30 weken)

55 500

2002/2003 (21 weken)

36 500

2003 (30 weken)

48 000

2003/2004 (22 weken)

35 000

2004 (31 weken)

49 000

2004/2005 (21 weken)

33 600

 

 

Reëel:

Winter 2002/2003: 18 751 & zomer 2003: 27 067

5         Verklaring bijzondere vergunningsvoorwaarden

Het overzicht hierna omvat alle relevante bijzondere vergunningsvoorwaarden (9-tal punten) die door het besluit van de Bestendige Deputatie zijn opgelegd en de reden waarom deze al dan niet door minister Peeters werden gewijzigd of geschrapt:

1.      Vervollediging van de taxibaan langs baan 25L binnen 3 jaar

Deze voorwaarde wordt geschrapt (is een feitelijke uitbreiding die niet is aangevraagd door uitbater BIAC).

2.      Het plaatsen binnen 3 jaar van evenwaardige Instrument Landing Systemen (ILS) op alle banen.

Deze voorwaarde wordt geschrapt (betreft een luchtvaartaangelegenheid die tot de bevoegdheid behoort van de federale overheid)

3.      Proefdraaien in normale omstandigheden is nog enkel toegestaan op de centrale proefdraaiplaats.

Deze voorwaarde wordt ongewijzigd gehandhaafd.

4.      De geluidswallen ten noorden van baan 25R en gedeeltelijk op de militaire luchthaven moeten onverwijld worden afgewerkt.

Deze voorwaarde wordt aangevuld als volgt:

Indien het proefdraaien van de militaire vliegtuigen niet vóór eind 2005 is verplaatst naar de centrale proefdraaiplaats, moeten de geluidswallen ten noorden van baan 25R en gedeeltelijk op de militaire luchthaven onverwijld worden afgewerkt”.

De bedoelde geluidswallen hebben immers technisch geen zin wanneer het proefdraaien niet meer gebeurt op de militaire luchthaven.

5.      Voor de nacht (gedefinieerd van 23 tot 6uur[1]) gelden de volgende voorwaarden:

5.1.   De geluidshoeveelheid per beweging mag maximum 12 zijn en vóór 8 januari 2005 moet een studie zijn uitgevoerd betreffende de haalbaarheid van een verdere afbouw van deze maximale geluidshoeveelheid per beweging.

Deze voorwaarde wordt ingeperkt tot wat volgt:

“De geluidshoeveelheid per beweging mag maximum 12 zijn.”

De bedoelde studie wordt in een nieuwe voorwaarde (zie verder 5.5) meer gedetailleerd hernomen.

5.2.   De geluidshoeveelheid van vertrekkende vliegtuigen tijdens de zomer en winter bedraagt maximaal 49 000 respectievelijk 35 000 en vóór 8 januari 2005 moet een studie zijn uitgevoerd betreffende de haalbaarheid van een verdere afbouw van deze maximale geluidshoeveelheid per seizoen.

Deze voorwaarde wordt ingeperkt tot wat volgt:

“De geluidshoeveelheid van vertrekkende vliegtuigen tijdens de zomer en winter bedraagt maximaal 49 000 respectievelijk 35 000.”

De bedoelde studie wordt in een nieuwe voorwaarde (zie verder 5.5) meer gedetailleerd hernomen.

5.3.   Het aantal nachtbewegingen per kalenderjaar bedraagt maximum 25 000.

Deze voorwaarde wordt ongewijzigd gehandhaafd.

5.4.   Het aantal vertrekkende vluchten mag niet hoger liggen dan het aantal vertrekkende vluchten in 1999.

Deze voorwaarde wordt ongewijzigd gehandhaafd.

5.5.   Als alternatief voor de schrapping onder 5.1 en 5.2 van de 2de deelzin wordt in het licht van de EG-richtlijn 2002/30/EG een nieuwe voorwaarde toegevoegd die luidt als volgt (omwille van haalbaarheid wordt een uitvoeringstermijn van 9 maanden voorzien te rekenen vanaf 1 januari 2005):

“5. Voor 1 oktober 2005 moet de exploitant op zijn kosten een studie onder gezag en coördinatie van een milieudeskundige erkend in de discipline geluid laten uitvoeren die de haalbaarheid onderzoekt van een versnelde afbouw van het aantal bewegingen met een geluidshoeveelheid van 8 tot en met 12, een verdere afbouw van de maximale geluidshoeveelheid per beweging gedurende de nacht en de afbouw van de maximale geluidshoeveelheden gedurende de nacht per seizoen.

 

Deze studie moet - rekening houdend met de in bijlage II bij de EG-richtlijn 2002/30/EG van 26 maart 2002 betreffende de vaststelling van regels en procedures met betrekking tot de invoering van geluidgerelateerde exploitatiebeperkingen op luchthavens in de Gemeenschap gespecificeerde informatie - resulteren in een stappenplan met vermelding van de termijnen vanaf dewelke bepaalde geluidsbeperkingen kunnen gehaald worden.

 

Een eerste tussentijds rapport moet uiterlijk op 1 april 2005 voor aanvaarding worden voorgelegd aan de afdelingen Milieuvergunningen, Milieu-inspectie en Algemeen Milieu- en Natuurbeleid van de Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur.

 

Het eindrapport van deze studie moet uiterlijk op 30 september 2005 voor aanvaarding worden voorgelegd aan de afdelingen Milieuvergunningen, Milieu-inspectie en Algemeen Milieu- en Natuurbeleid van de Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur.”;

6.      Voor het daglawaai moet vóór 8 januari 2005 een studie zijn uitgevoerd om voor de dagvluchten de grenzen te kunnen bepalen zowel betreffende de geluidshoeveelheid per beweging als de globale geluidshoeveelheid geproduceerd per jaar;

Deze voorwaarde wordt gewijzigd als volgt:

“III. Daglawaai

 

Voor 1 oktober 2005 moet de exploitant op zijn kosten een studie onder gezag en coördinatie van een milieudeskundige erkend in de discipline geluid laten uitvoeren ten einde voor de dagvluchten de grenzen te kunnen bepalen zowel betreffende geluidsquotum per beweging als voor de globale geluids­hoeveelheid geproduceerd per jaar.

 

Een eerste tussentijds rapport moet uiterlijk op 1 april 2005 voor aanvaarding worden voorgelegd aan de afdelingen Milieuvergunningen, Milieu-inspectie en Algemeen Milieu- en Natuurbeleid van de Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur.

 

Het eindrapport van deze studie moet uiterlijk op 30 september 2005 voor aanvaarding worden voorgelegd aan de afdelingen Milieuvergunningen, Milieu-inspectie en Algemeen Milieu- en Natuurbeleid van de Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur.

 

Deze studie mag worden geïntegreerd in de studie bedoeld onder voormelde voorwaarde II. Nachtlawaai, 5.”

7.      De bijzondere voorwaarden zullen in heroverweging genomen worden wanneer 1) een andere bevoegde overheid (federale overheid of Vlaamse regering) een beslissing zou nemen die verband houdt met de bijzondere voorwaarden of de uitvoerbaarheid ervan 2) de resultaten van het MER met milderende resultaten ter kennis wordt gebracht en 3) de feitelijke toestand inzake exploitatie van de start- en landingsbanen in belangrijke mate wijzigt.

Deze voorwaarde wordt geschrapt.

Deze bijzondere voorwaarde wekte de indruk dat wanneer door een beslissing van de federale overheid of de Vlaamse regering het aantal nachtvluchten zou moeten toenemen, de vergunningverlenende overheid daar bijna automatisch zou moeten op ingaan.

8.      Gebruik banen en vluchtroutes moeten worden nageleefd zoals deze zijn gereglemen­teerd door de beslissing van 28 februari 2004 van de federale Minister voor Mobiliteit.

Deze voorwaarde wordt geschrapt (het spreidingsplan betreft immers een lucht­verkeeraangelegenheid die tot de bevoegdheid behoort van de federale overheid).

9.      Een overlegcommissie wordt geïnstalleerd met vertegenwoordigers van de omliggende gemeenten, de bestendige deputatie, de omwonenden, de BBL, Biac en/of Belgocontrol; erkende deskundigen of betrokken afdelingen van AMINAL kunnen op de vergaderingen worden uitgenodigd; de commissie vergadert minstens éénmaal per kwartaal.

Deze voorwaarde wordt gewijzigd als volgt:

-         de woorden “afdelingen van AMINAL” worden vervangen door de woorden “afdelingen Milieuvergunningen, Milieu-inspectie en Algemeen milieu- en natuur­beleid van de Administratie milieu-, natuur-, land- en waterbeheer alsook de afdeling Preventieve en sociale gezondheidszorg.”  Dit betreft louter een precisering.

-         de woorden “Max. 6 vertegenwoordigers van de omwonenden” worden vervangen door de woorden “Max. 14 vertegenwoordigers van de omwonenden aangeduid door elk van de 14 gemeentelijke milieuadviesraden van de omliggende gemeenten”.  Deze aanpassing komt tegemoet aan de vraag van de omwonenden om sterker vertegenwoordigd te zijn.


 

[1] Verkeerdelijk wordt nog al eens gesteld dat de nacht volgens Europese regelgeving – waarbij dan verwezen wordt naar richtlijn 2002/49/EG – van 23u tot 7u zou moeten lopen.  Dit is niet correct.  Het enige wat deze Europese richtlijn voorschrijft, is dat bij de evaluatie van omgevingslawaai de nacht op deze wijze gedefinieerd wordt.  Geenszins spreekt deze richtlijn zich uit over exploitatiebeperkingen voor luchthavens en het feit of deze al dan niet tot 6u of tot 7u moeten lopen.