Kortgeding
Individuele Noordrandbewoners en 29 Noordrandadvocaten
vs Belgische Staat, BIAC en Belgocontrol
Stand van zaken 24.1.2003
Bij beschikking nr. 2002/1751/C heeft de Voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg, zetelend in kortgeding op 23 december 2002 de eis afgewezen die was ingesteld door een aantal inwoners van de Noordrand, en waarbij zich 29 advocaten die eveneens in de Noordrand woonachtig zijn, vrijwillig hadden aangesloten.
Toch is er daarom geen reden tot paniek, wel integendeel.
Deze eis, ingesteld bij dagvaarding van 29.10.2002, beoogde het bekomen van een onmiddellijk verbod van de concentratieplannen, minstens de herleiding tot een spreiding van de vluchten zoals deze bestond in 1999-2000.
Gedagvaard daartoe waren de Belgische Staat, BIAC en Belgocontrol.
Wat is een procedure in kortgeding?
De procedure in kortgeding is een bijzondere procedure die doorgaans – althans dat is de bedoeling ervan – veel sneller wordt behandeld dan de “gewone” procedure (ten gronde).
Het is ook daarom dat men enkel een beslissing van de rechter in kortgeding kan vragen, in de mate dat men kan aantonen dat er “hoogdringendheid” is.
Daar tegenover staat dat, gezien alles erg snel verloopt, de beslissing van de rechter in kortgeding slechts een voorlopig karakter mag hebben, zodat de rechter in kortgeding geen maatregelen kan opleggen die de rechten van partijen definitief regelen. Dat kan enkel de rechtbank die “ten gronde” oordeelt.
Wat waren de argumenten van de tegenpartij? Wat zei de rechter?
In deze procedure hebben de gedaagde partijen (in gewone taal: de tegenpartij) zich gedraaid en gekeerd in allerlei argumentaties om toch maar te vermijden dat de rechter zich bevoegd zou verklaren en een oordeel zou vellen, zelfs al ware zulke beslissing maar “voorlopig”.
Zo heeft de Belgische Staat geopperd dat de rechter krachtens het beginsel van de scheiding der machten geen bevelen zou kunnen geven aan de overheid. De rechter heeft dit verweerelement van de Belgische Staat afgewezen.
Ook heeft de rechter het argument van de gedaagde partijen verworpen dat de zaak niet hoogdringend zou zijn. Meer nog, hij schrijft uitdrukkelijk : “…zij worden immers kennelijk bedreigd met erge fysische en psychische schade..”
Ten derde oordeelde de rechte dat de door de bewoners gevraagde maatregelen wel degelijk kunnen opgelegd worden als zijnde voorlopig, t.t.z. dat zij de rechten van de betrokken partijen niet definitief regelen.
Tenslotte, werd het argument dat BIAC niet als “buur” zou aangesproken kunnen worden, niet aanvaard.
Vier belangrijke gunstige overwegingen dus.
Waarom wees de rechter de bewonerseis af?
En toch heeft de rechter de eis van de bewoners afgewezen. Waarom?
Stellende dat de gevraagde maatregelen, alhoewel ze een voorlopig en bewarend karakter hebben (zie hierboven), erg ingrijpend zijn, meent hij derhalve een belangenafweging te moeten verrichten.
Hij wijst in zijn overwegingen dienaangaande op het feit dat indien hij de door de bewoners gevraagde maatregelen inwilligt, het nieuwe beleid van de overheid inzake geluidshinder en dat zich niet beperkt tot de aanpassing van vliegprocedures, volledig verhinderd zou worden, en tal van reeds genomen maatregelen in het gedrang zouden komen.
Hij meent tevens dat het inwilligen van de eis van de bewoners de uitbating van de luchthaven op verregaande wijze zou kunnen storen.
Tenslotte stelt hij dat de continuïteit van de algemene dienst van het luchtverkeer moet gegarandeerd blijven en de gevraagde maatregelen de hinder enkel maar zou verplaatsen, zodat de door de overheid gedane keuze een politieke beslissing is, waarin hij niet kan ingrijpen.
Wat doen de eisers nu?
Deze beslissing van de Voorzitter is voor voldoende kritiek
vatbaar is om enerzijds beroep
aan te tekenen anderzijds een procedure ten gronde aan te vatten.
Het komt ons, kort gezegd, voor dat de rechter de eventuele impact van een beslissing om terug te keren naar de toestand voor februari 2001 grovelijk overschat. Het enige wat moet gebeuren is dat Belgocontrol de vluchtroutes van voor februari 2001 opspoort en terug oplegt.
Daardoor komt de uitbating van de luchthaven niet in het gedrang. Immers heeft de luchthaven voordien, met de luchtroutes van weleer, perfect kunnen functioneren.
Ook is het duidelijk dat het afschaffen van de concentratie geen verschuiven van de hinder inhoudt, nu een centraal gegeven in het bepalen van hinder gevormd wordt door de frequentie van de vluchten. Terugkeer naar een spreidingsmodel is dus zeker geen verplaatsen van hinder, maar vermijden, minstens verminderen van hinder voor elkeen.
Verder zijn wij van oordeel dat de beslissing om te concentreren niet een louter politieke beslissing is maar wel degelijk een impact heeft op een aantal subjectieve rechten van elke inwoner van de Noordrand, met name het recht om op een redelijke en evenwichtige manier te genieten van onze eigendom.
Tenslotte, maar niet in het minst, dient de door de rechter geciteerde kennelijke dreiging van fysische en psychische schade, steeds te moeten prevaleren in een moderne maatschappij.
Er werd daarom beroep aangetekend tegen de beslissing.
Tevens wordt eerstdaags gedagvaard ten gronde.
Grimbergen, 24.1.2003