De voorzitter:
De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux:
Mevrouw de minister, vorig jaar werden de resultaten gepubliceerd van een
omvattende Britse studie van professor Knox van de Universiteit van Birmingham
met als titel ‘Evidence based public health policy and practice. Childhood
cancers and atmospheric carcinogens’. De studie, die op wetenschappelijke
wijze werd gepeerreviewd, onderzocht de relatie tussen de dood van meer dan
22.000 kinderen waarvan men weet dat ze in de periode tussen 1953 en 1980 voor
hun 16e verjaardag stierven aan leukemie of andere kankers.
Alle adressen waar zij als
baby en/of hun moeders voor hun geboorte woonden, lagen op minder dan een
kilometer afstand van zogenaamde hot spots van uitstoot van bepaalde
chemicaliën. Men onderzocht de aanwezigheid van verbrandingsgassen van
fossiele brandstoffen, vluchtige organische bestanddelen en de meest courante
zware metalen. Het grote gevaar bleek te komen van de activiteiten waarbij
koolstofmonoxide, PM10-deeltjes en stikstofoxiden vrijkomen, en van verdamping
van vluchtige organische stoffen, benzeen, benz(a)pyreen en dioxines. Er werd
vastgesteld dat niet enkel kinderen die in de nabijheid van de uitstootzones
van deze schadelijke stoffen geboren worden een verhoogd kankerrisico hebben,
maar ook kinderen die elders geboren worden en naar deze zones verhuizen.
Voorzichtig uitgedrukt komen
de onderzoekers tot het besluit dat de overgrote meerderheid van de
onderzochte kinderkankers hoogstwaarschijnlijk te wijten is aan deze toxische
emissies. Verder onderzoek zou moeten aantonen op welke momenten de
blootstelling het gevaarlijkst is. Is dat preconceptueel, waarna genetische
schade bij de ouders via de conceptie wordt doorgegeven aan de kinderen? Is
dat prenataal? In dat geval zouden de toxische stoffen zich in de moederkoek
opstapelen. Het is ook mogelijk dat schadelijke stoffen na de geboorte via de
moedermelk worden doorgegeven. Men weet het nog niet, maar dat is geen reden
voor het beleid om te wachten met het nemen van maatregelen om de uistoot van
dergelijke kankerverwekkende stoffen in de atmosfeer te verminderen.
Vooral met betrekking tot de
omgeving van luchthavens is dit belangrijk. Luchthavens en luchtvaartverkeer
zijn een van de grootste producenten van veel van de schadelijke stoffen die
volgens de studie aan de basis liggen van de kinderkankers. Als gevolg daarvan
hebben in de Verenigde Staten moeders en toekomstige moeders die in de buurt
van luchthavens wonen of werken, zich verenigd in Mothers Against Airport
Pollution.
Net zoals de luchthavens van
Zaventem, Oostende en Deurne, liggen ook vele Amerikaanse luchthavens in
dichtbevolkte streken. Luchthavens en luchtvaart behoren tot de grootste
bronnen van de gevaarlijke verbrandingsgassen en vluchtige stoffen. In
tegenstelling tot een vervuilingsbron aan de grond, vervuilt een vliegtuig
onze ademlucht van bovenaf, waardoor ook mensen die verder van de luchthaven
wonen, worden blootgesteld aan bepaalde dosissen van deze schadelijke stoffen.
Ook de huisartsenkringen van
de noordoostrand, die 175 huisartsen vertegenwoordigen uit de gemeenten Wemmel,
Meise, Grimbergen, Vilvoorde, Machelen, Steenokkerzeel, Kortenberg en Zaventem,
zijn overtuigd van zowel de nefaste gezondheidsimpact van de geluidsoverlast
als van de luchtvervuiling als gevolg van het drukke luchtvaartverkeer boven
dichtbevolkte gemeenten. Ze hebben daarover een communiqué verspreid.
Mevrouw de minister, ik neem
aan dat u op de hoogte bent van de resultaten van deze studies. Het is dan ook
belangrijk dat deze elementen mee in overweging worden genomen bij het
START-plan voor de luchthaven van Zaventem en de discussies over de wijze en
de voorwaarden waarop luchthavens zoals die van Zaventem, Deurne en Oostende
kunnen en moeten functioneren in een dichtbevolkt gebied.
Mevrouw de minister, welke
aandacht besteedt u bij de discussies over de uitbouw van de luchthavens in
Vlaanderen aan de effecten van atmosferische polluenten van vliegtuigen op de
volksgezondheid en in het bijzonder op de gezondheid van ongeboren en jonge
kinderen? Brengt u de volksgezondheidsaspecten van de geluidsoverlast en de
atmosferische polluenten van het vliegverkeer in rekening bij de
beleidsvoorbereidende onderhandelingen over het START-plan voor Zaventem en
over de beleidsopties voor de Vlaamse regionale luchthavens van Oostende en
Deurne?
Mevrouw Vera Van der Borght:
Indien ik goed ben ingelicht, is er tijdens de vorige legislatuur naar
aanleiding van deze problematiek een hoorzitting geweest, waar professor
Blockmans op aanwezig was. De burgemeester van Zaventem heeft gezegd dat zijn
gemeente naar aanleiding van die hoorzitting aan die professor de opdracht
heeft gegeven om een studie te maken. Het zou niet slecht zijn de resultaten
van die studie eens op te vragen. De burgemeester wist me te zeggen dat die
resultaten voor hem vernieuwend waren omdat ze niet zo dramatisch waren als
hij ooit had gedacht.
De heer Eloi Glorieux:
Ik kan me dat best voorstellen, want de epidemiologische studie die in
Groot-Brittannië is uitgevoerd, gebeurde over verschillende decennia. Van een
dergelijk onderzoek kan men moeilijk op een paar maanden tijd resultaten
verwachten. Het gaat om een blootstelling die heel lang duurt en waar men
gedurende meerdere jaren, zelfs tot veertig jaar, onderzoek naar moet
verrichten om tot significante cijfers te komen. Dat heeft men in het Verenigd
Koninkrijk duidelijk gedaan.
Mevrouw Vera Van der Borght:
Het was enkel een suggestie. Het onderzoek gebeurt op kosten van de gemeente
Zaventem. De burgemeester heeft zelf gezegd dat we de resultaten gerust konden
opvragen.
De voorzitter:
Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte:
De effecten van luchthavensystemen, inclusief de atmosferische polluenten van
vliegtuigen, op de volksgezondheid zijn ons gekend. We volgen deze studies op.
Zoals trouwens bij alle aangelegenheden op het vlak van volksgezondheid, gaat
onze grootste bekommernis uit naar de meest kwetsbare groepen. Hier zijn dat,
zoals u terecht aanhaalt, de jonge kinderen.
We volgen dit dossier actief
op. Zo heeft de administratie in de milieuhervergunningsdossiers van de
luchthavens van Zaventem, Oostende en Grimbergen aan de vergunningsverlenende
overheid een uitvoerig advies gegeven over de effecten op de volksgezondheid.
Wij geven advies aan Leefmilieu en Leefmilieu verleent de vergunningen op
basis van deze adviezen.
Wat het START-plan betreft, is
het juist de ambitie en de bedoeling van de Vlaamse Regering om met al de
verschillende pijlers, zoals gezondheid, duurzaamheid, ruimtelijke ordening,
tewerkstelling enzovoort, te komen tot een duurzaam beleid. Dat was telkenmale
het uitgangspunt van deze regering. Daarom is ook het aspect tewerkstelling,
zoals het wordt uitgebouwd in het startplan, zeer gedifferentieerd en gaan we
op zoek naar verschillende vormen van tewerkstelling en
tewerkstellingspotentiëlen om deze evenwichten zo goed mogelijk te kunnen
blijven behouden. We gaan in het startplan zeker niet naar een eenzijdige
aanpak waar de een of de andere pijler meer aandacht zou krijgen, want we
moeten lessen trekken uit het verleden.
Via de bijeenkomsten van de
visiewerkgroep Start, heeft de administratie een belangrijke inspanning
geleverd om telkenmale adviezen en informatie te geven omtrent de
gezondheidsbelastende milieufactoren die uitgaan van de luchthavensystemen. In
eerste instantie hebben we adviezen gegeven over geluid, luchtpollutie,
geuroverlast, maar ook over de ongerustheid op zich. We zijn er vanuit ons
beleidsdomein van overtuigd dat er niet alleen aandacht moet gaan naar de
directe of indirecte gezondheidseffecten, maar dat we ook aandacht moeten
besteden aan de gezondheidsbeleving.
Ik breng continu de
gezondheidselementen van de luchthavendossiers mee in de aandacht zodat er kan
worden gezocht naar een zo optimaal mogelijke oplossing tussen de
verschillende pijlers die ik heb genoemd. We geven de adviezen door aan de
bevoegde instanties zoals het departement Leefmilieu. Die instanties kunnen
dan op basis van de nodige – en hopelijk alle juiste – elementen de juiste
beslissingen nemen.
De voorzitter:
De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux:
Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. U stelt dat in het START-plan
effectief rekening wordt gehouden met de verschillende pijlers, maar ik heb de
indruk dat dit plan vooral de economische expansie van de luchthaven tot doel
heeft. In welke mate en hoe wordt er feitelijk rekening gehouden met de
informatie over de gezondheidseffecten, waarvan u zegt dat uw diensten ze
bezorgen aan de minister van Leefmilieu? In hoeverre leiden ze tot concrete
acties bij de uitvoering van het START-plan?
Als dat inderdaad een heel
breed plan is, waarin zowel met de economische en de sociale aspecten als met
de milieu- en gezondheidsaspecten rekening wordt gehouden, tot welke concrete
maatregelen hebben dan uw adviezen op het gebied van volksgezondheid tot nu
toe geleid? Ik merk wel dat er concrete maatregelen worden genomen voor de
expansie en de ontsluiting van de luchthaven, maar hoe wordt concreet rekening
gehouden met uw adviezen omtrent volksgezondheid?
De voorzitter:
Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van
Goey: Mevrouw de voorzitter, ik zou
graag inpikken op dit punt. Mijnheer Glorieux, volgende week donderdag 27
april wordt in de commissie voor Economie een gedachtewisseling gehouden met
de minister-president. Hij staat in voor de globale coördinatie van het
START-dossier. Het is de bedoeling daar niet alleen naar te kijken vanuit het
oogpunt van de economie en de werkgelegenheid, maar ook vanuit dat van het
leefmilieu en dergelijke. Het hele dossier kan daar ter sprake komen. Het is
dus de bedoeling dat dit volgende week aan bod komt, tenzij de minister nu al
alle clausules en specifieke hoofdstukken kan aanwijzen waarin die effecten
meespelen.
De voorzitter:
Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte:
Dat is inderdaad de beste manier van werken. Het is wat beperkend om hier nu
aan te wijzen op welke punten we een invloed hebben gehad en op welke punten
niet. Het uitgangspunt van het START-plan is volgens mij niet eenzijdig. Het
is juist de bedoeling om met alle componenten rekening te houden, ook met de
ecologische component, en dus niet alleen het aspect gezondheid.
Daarmee geef ik u geen
antwoord op de vraag tot welke concrete maatregelen dit heeft geleid, maar het
hele START-plan zit nog in de fase van onderzoek en ontwikkeling. Wel ben ik
bereid daar te gepasten tijde een heel concreet beeld van te geven, maar dan
met inbegrip van alle elementen en maatregelen. We kunnen die dan vanuit het
oogpunt van gezondheid onder de loep nemen en nagaan in hoeverre rekening is
gehouden met onze adviezen. Ik heb er geen moeite mee om die oefening te
maken, maar dan graag op een globale wijze en in een stadium waarin een en
ander wat meer vorm heeft gekregen.
De heer Eloi Glorieux:
Mevrouw de minister, ik zie dat graag tegemoet, maar mijn probleem nu is dat
de effecten op het gebied van tewerkstelling en economische expansie wél
zichtbaar zijn. Het gaat me dus niet om een globaal beeld. Ik ben juist
specifiek geïnteresseerd in de mate waarin rekening wordt gehouden met de
gezondheidsaspecten. Dat zie ik nu niet. Ik had graag gehad dat u me zou
overtuigen dat die er wel zijn, aan de hand van concrete voorbeelden.
De voorzitter:
Mijnheer Glorieux, volgens het Reglement bent u aan het einde van uw
interventie. Ik wijs op de opmerkingen van mevrouw Merckx. Gaat u volgende
week gerust naar de commissie, zodat u het in een breder perspectief kunt
zien.
De heer Eloi Glorieux:
Mevrouw de voorzitter, ik zal dat graag doen, maar ik ken het antwoord al,
namelijk dat ik het moet vragen aan minister Vervotte aangezien zij bevoegd is
voor Volksgezondheid. Zo is me in het verleden ook al geantwoord.
De voorzitter:
Het is nu juist de bedoeling een breder debat te voeren.
Mevrouw Trees Merckx-Van
Goey: Donderdag bij de regeling van de
werkzaamheden kan ervoor gezorgd worden dat die boodschap wordt doorgegeven.
De voorzitter:
Het incident is gesloten.