‘Wir haben es nicht gewüsst’?

De verantwoordelijkheid van bedrijfsleiders tav werknemers en het leefmilieu

Hoe politiek en bedrijfleiders de medische wereld systematisch weren uit besluitvorming rond milieu en gezondheid

30.6.2006

 

De veroordeling van Karel Vinck door een Italiaanse rechtbank in mei 2005 heeft een publiek debat op gang getrokken over de verantwoordelijkheid van bedrijfsleiders tav werknemers en het leefmilieu. Karel Vinck heeft  als bedrijfsleider een onovertroffen staat van dienst en de feiten dateren uit een periode toen het collectieve bewustzijn van de risico’s  van de industriële productie voor mens en milieu veel minder groot was dan nu.

Maar wanneer Karel Vinck in De Tijd van 24 juni 2006 beweert ‘Mijn bedoeling was daarmee (dwz dmv aanpassingen in het productieproces)  het risico op de beroepsziekte asbestose te beperken, niet het kanker- of mesothelioom risico, want dat kende ik niet’ dan klinkt dit weinig geloofwaardig. Dat hij het zelf niet kende kan best maar dat hij of zijn medewerkers het hadden kunnen weten, staat wel vast. Een eenvoudige search op Pub Med (National Library of Medicine) met als zoekterm ‘asbest en kanker’ levert 317 publicaties in medische tijdschriften op tussen 1965 en 1973 waarin een  verband wordt gemaakt tussen asbestblootstelling en kanker van het longvlies, de longen en de larynx.

Reeds in 1965 werd het oorzakelijk verband bewezen door proefondervindelijk mesothelioom uit te lokken in proefdieren door  inspuiting van asbestvezels in de longvliezen; in 1970 was bekend dat men als volwassene mesothelioom kon ontwikkelen na blootstelling aan asbest als kind. Maakt het dan wat uit of het om mesothelioom (kanker van het longvlies) of longkanker gaat?

Karel Vinck zegt overigens zelf wat verder in het opiniestuk dat er toen al ‘in medische kringen’  rapporten waren over het verband met mesothelioom! Het zegt iets over het wantrouwen in het bedrijfsleven en de politieke wereld tav ‘medische kringen’ die bijna systematisch worden geweerd uit de besluitvorming over milieu en gezondheid. Het feit dat slechts in 2005 door de Europese Unie (EU) een algemeen verbod voor asbest  werd ingevoerd, zegt dan ook niet zozeer iets over de twijfels omtrent het kankerverwekkend vermogen van asbest dan wel over de ongelooflijke inertie van de politieke besluitvorming dienaangaande en de onverantwoorde verstrengeling van politiek en bedrijfsleven. Hoe kan men verantwoorden dat het nog eens 4181 medische rapporten moest duren vooraleer de EU in actie kwam? 

Het is inderdaad een gedeelde verantwoordelijkheid, waarbij politici  en vakbonden zo mogelijk nog meer boter op het hoofd hebben dan de bedrijfsleiding. Politici dienen immers in de milieuvergunning en arbeidsregelgeving de nodige garanties te voorzien voor de bescherming van mens en milieu. Ook het blind najagen van arbeidsplaatsen door de vakbond zonder oog voor de kwaliteit van de jobs en de gevolgen voor mens en milieu verstoort een sereen debat. 

In België blijft het stil rond Kapellen-op-den-Bos en de andere asbestsites. De politieke overheden doen er goed aan de gevolgen van de asbestcontaminatie voor mens en milieu grondig in kaart te brengen ipv te wachten op gelijkaardige schandalen als in Italië in de stille hoop dat het wel zal overwaaien.

 

Dr M G.

Meise